Faith musings in an exciting world

Eenheid die gegeven is

08/05/2018 13:06

[Ef. 4:1-16; Jn. 6:24-35]

 

Genade zij u en vrede van God onze Vader en van Jezus Christus, onze Heer. Amen.

 

 

“Ieder deel draagt naar vermogen bij tot de groei van het lichaam, dat zo zichzelf opbouwt door liefde.”

Efeziërs, hoofdstuk 4, vers 16, tweede deel.

 

 

Waarom is het zo moeilijk voor christenen om de eenheid van de Kerk -met hoofdletter K- die ons reeds gegeven is te erkennen en te vieren?!

 

“Laat hen allen één zijn” (Jn. 17:21)

Het wordt wel het minst beantwoorde gebed in het Nieuwe Testament genoemd.

 

Het lijkt wel alsof we niet echt tevreden of blij zijn met deze eenheid.

We kunnen ons dan terecht afvragen waarom God überhaupt de moeite doet om ons deze eenheid te schenken.

 

 

Het basisprincipe is nochtans simpel, de Efeziërsbrief benadrukt het sterk in dit hoofdstuk: één Heer, één geloof, één doop, één God en Vader van allen (4:5-6).

 

Dat wil niet zeggen dat alles op éénzelfde manier moet georganiseerd zijn.

De christelijke kerken -meervoud- hebben allemaal hun steentje, hun puzzelstuk, aan de Jezus-beweging bij te dragen.

 

Als alles identiek hetzelfde zou zijn, dan was het maar een eentonig, oppervlakkig verhaal.

Dit geldt ook binnen eenzelfde kerk. Binnen de eigen VPKB vindt men ook verschillende stromingen en legt men ook andere accenten.

 

De Augsburgse Confessie (1530), artikel 7, zegt:

 

 

“En voor de ware eenheid van de kerk is het genoeg om het eens te zijn over de

leer van het Evangelie en over de bediening van de sacramenten. Het is niet

nodig, dat menselijke tradities en door mensen ingestelde riten en ceremoniën

overal hetzelfde zijn…”

 

De Confessie geeft hiervoor als voorbeeld dezelfde verzen van Paulus die we daarnet lazen.

 

Ieder deel mag en moet naar vermogen bijdragen.

 

Eenheid moet niet uniformiteit betekenen.

Eenheid mag diversiteit zijn.

 

Vele leden vormen samen het lichaam en staan hier ten dienste van.

Naast de Ode aan de liefde uit de eerste Korintiërsbrief (13), is dit misschien wel een van Paulus’ -of diegene die in zijn naam schrijft- bekendste beeldspraken.

 

 

Paulus zit in de gevangenis en dan heeft een mens als eens tijd om brieven te schrijven (tenminste als we ervan uitgaan dat hij de auteur is, want daaraan wordt sterk getwijfeld).

In de oudste manuscripten ontbreekt de geadresseerde, dus waarschijnlijk hebben we hier met een rondschrijven aan meerdere gemeenten te maken.

 

Paulus bezocht Efeze tweemaal, de tweede keer bleef hij drie jaar.

De stad betekende voor hem de toegang tot Klein-Azië, het huidige West-Turkije.

Het was in Efeze dat de beroemde tempel van Artemis stond en waar de zilversmeden, die hun kost aan de cultus van de godin verdienden, zo boos werden en de stad tegen Paulus opruiden (Hand. 19).

 

 

Het mooie aan de brief, is hoe op de eenheid tussen joden en niet-joden in Christus wordt gehamerd.

 

Het Griekse woord ekklèsia wordt hier voor het eerst gebruikt om de universele Kerk aan te duiden, in plaats van de lokale geloofsgemeenschappen (vb.: 5:25) -wat dan ook wel betekent dat Paulus zeer waarschijnlijk de schrijver niet is.

 

Dé Kerk, dat is het Lichaam van Christus (vb.: 4:12, maar ook in Korintiërs en Kolossenzen).

 

Dit beeld spreekt van saamhorigheid, van solidariteit, van geborgenheid.

Het spreekt ook van een zekere intimiteit; belonging zegt men in Engels, ‘toe-behoren’; daar waar je thuishoort, lichaam en ziel, je hele zijn, je hele bestaan.

Hier mag je jezelf zijn. Hier ben jij jij.

 

 

Beseffen we wel hoe gezegend we zijn: God in zijn allesomvattende genade schenkt ons de verlossing, doet ons hopen, houdt van ons wat er ook gebeurt, gaat met ons mee in dit leven. God draagt zorg voor onze eeuwigheid, zodat wij ons nu net kunnen bezighouden het hier en nu.

Want als het leven eeuwig is, dan hoort het aardse bestaan daar ook bij.

 

Daarbovenop, zijn wij als christenen, als Gods volk, gezegend met een plaats van samenkomst, een plaats van verbondenheid, een netwerk dat katholiek is, in de betekenis van algemeen, universeel. Zo zeggen we het ook in de Geloofsbelijdenissen. Deze verbinding brengt mensen van alle plaatsen en van alle tijden samen.

 

Het lijkt niet zo wanneer we van buitenaf naar binnen kijken, maar hier vormen mensen wel degelijk één geheel, hier is het mensdom, menszijn, eengemaakt.

 

Details mogen verschillen, waarom ook niet.

Het is een bonte verzameling van kleuren en geuren, van talen en culturen, van jong en oude, man-vrouw, en wat doet het er dan toe dat de een wierook gebruikt en de ander niet.

 

 

Als die wierook plots een symbool wordt, een theologisch wapen als het ware, voor diepere onenigheid en twist, dán hebben we een probleem.

 

We zijn toch zo graag exclusief, we voelen ons toch graag zo bijzonder.

Het is een menselijke zonde om uit angst of arrogantie of beide zich tegenover anderen te willen plaatsen en profileren.

 

Valse profeten en charlatans profiteren hiervan: waarom denkt u dat het huidige christendom 33.000+ kerken en groeperingen telt?

Daar zitten theologische verschillen tussen, historische splitsingen, regionaal en nationaal georganiseerde kerken, geünieerde en verenigde of verenigende kerken ook.

Helaas bestaan ook vele kerken -als we ze zo willen noemen- omwille van grootheidswaanzin, hebzucht en winstbejag.

Het zogenaamde ‘welvaartsevangelie’ is werkelijk een van de grootste ketterijen in de moderne kerkgeschiedenis en zij die dit preken, zouden beter ver van de Bijbel wegblijven.

Van hoeveel respect getuigt het om Gods geschenk te verprutsen, te misbruiken, uit te melken, schade te berokkenen?

 

Onze eenheid -zichtbaar en onzichtbaar- dienen we te koesteren en als christenen hebben we het recht om als kinderen van God op te staan en ons te verzetten tegen elke aanval, elke zonde, elke eigen stommiteit die het huis van onze Vader schaadt.

 

 

Nergens is onze eenheid zo gebroken, als bij het Heilig Avondmaal.

 

Avondmaal, Eucharistie, Maaltijd van de Heer, Sacrament van het Altaar; namen doen er niet zoveel toe: nergens zijn christenen zo verdeeld, zo exclusief, als hier.

 

Werkelijke tegenwoordigheid, spirituele tegenwoordigheid, herinneringsmaal: deze zaken zijn belangrijk, maar in plaats van elkaar te leren, in plaats van elke traditie aan het grotere, wonderbare geheel te laten bijdragen, sluiten we mekaar uit en bespotten we mekaars vroomheid en rituelen.

 

Dan lezen we de tekst uit het Johannesevangelie, Jezus die aan de mensen verklaart: “Ik ben het brood dat leven geeft.” (Jn. 6:35), “Ik ben het brood des levens.” staat in een andere vertaling. Wanneer we dit lezen, dan doet die verdeeldheid pijn, dan moet die verdeeldheid pijn doen en ons tot nadenken aanzetten.

 

Wie nodigen we uit aan de tafel van de Heer -niet onze tafel, die van de Heer?

Enkel gedoopte mensen? Of dienen mensen eerst een verklaring te ondertekenen of belijdenis doen? Moet men ‘heilig’ zijn? Zijn kinderen welkom? Open of gesloten communie?

 

Wie van u is ooit tijdens een rooms-katholieke Mis ter communie gegaan?

Misschien was u uitgenodigd, tegen de officiële regels in, of misschien pleegde u een sacramentele razzia.

Jammer toch dat het soms zo stiekem moet?

 

Bij onze anglicaanse broeders en zusters horen we vaak de slagzin: agree to disagree, ‘we zijn het eens dat we het oneens zijn’.

Het is een bewuste poging om in alle oprechtheid alle stromingen en ideeën onder eenzelfde paraplu te huisvesten. De bedoeling is om het gesprek steeds open en gaande te houden. Zoals u misschien weet, is dit niet altijd werkbaar, omdat moeilijke kwesties onder de spreekwoordelijke mat worden geveegd of omdat de boel zodanig stagneert dat iedere kant zich in het eigen gelijk ingraaft en weigert nog een stap te zetten.

 

 

We zijn niet opzoek naar een grootste gemene deler of een relativistische mengelmoes waar alles kan, maar niets wezenlijks gebeurt.

 

De onderliggende vraag is hoe we anderen, in de eenheid die ons bindt, in hun en onze diversiteit benaderen en behandelen.

 

Koning Filip zei het onlangs nog in zijn toespraak ter gelegenheid van de Nationale Feestdag:

 

“In het zoeken naar wat ons verenigt, putten we rijkdom uit onze verschillen. Onze zwakten kunnen we dan omzetten in kracht. Het streven naar eenheid ontkent de verschillen niet – maar integendeel, omarmt ze.”

 

 

Hoe gaan we om met die bindende eenheid die God in zijn grote genade geeft? Opbouwend of verkwistend?

 

Wat kunnen wij hier in de Brabantdamkerk in Gent concreet doen, concreet bijdragen?

 

Gebed; bidden dat de eenheid die ons gegeven is, zichtbaarder wordt, in woord én daad.

 

Dat kan op institutioneel vlak, met akkoorden en wederzijdse erkenningen. Dat is nodig en nuttig, maar dat is niet alles en ligt zeer gevoelig.

In tussentijd moeten we praktisch denken, het christendom mag praktisch zijn, het moet niet zweven.

 

Informeren, de hand reiken, gezamenlijke diensten, oecumenische initiatieven financieel steunen, voorbeelden en mogelijkheden zijn legio.

 

Een lichaam is een bijzonder geschapen goed, een tempel voor de Heilige Geest, en dat geldt net zo voor het Lichaam van Christus, de Kerk, waar we allen mogen wonen en leven.

 

Erkennen we dit? Vieren we dit?

 

We moeten ons bewust zijn van de vele plaatsen in het Godshuis, de vele leden die het Lichaam kan tellen.

 

 

“Ieder deel draagt naar vermogen bij tot de groei van het lichaam, dat zo zichzelf opbouwt door liefde.”