Faith musings in an exciting world

Geloof is?

01/14/2018 19:28

[Rom. 4:1-13; Jn. 2:1-11]

 

Genade zij u en vrede van God onze Vader en Jezus Christus, onze Heer. Amen.

 

 

Geloof dat bergen verzet, geloof dat zalig maakt, geloof als een sprong in het onbekende, geloof als een teken van en uit genade...

 

 

Ongeveer 85% van de wereldbevolking beschrijft zichzelf als gelovig; dit wil zeggen, dat de overgrote meerderheid van de mensen op deze planeet meent dat er een kracht is die buiten en boven de mensheid bestaat en autonoom diezelfde mensheid overziet en eventueel ook leidt.

Of de meerderheid altijd gelijk heeft, laten we hier buiten beschouwing.

 

Vanuit deze levensbeschouwing, vanuit dit godsbeeld over een bestaan buiten ons eigen bestaan, vloeien dan de verschillende meningen voort van hoe dit geloof praktisch beleefd moet worden en hoe we dit institutioneel moeten organiseren, hoe we dit in een godsdienst gieten.

Wie hierover het grote gelijk haalt, laten we vanmorgen ook buiten beschouwing.

 

Geloof en godsdienst zijn uiteraard zeer nauw verbonden, maar ze zijn niet hetzelfde.

 

 

In het Nieuwe Testament vinden we het Griekse woord Πίστις terug, een woord dat ‘vertrouwen, zich verlaten op’ betekent, eerder dan geloof in de zin van een verzameling te onderschrijven definities, definities waar men verstandelijk, op intellectueel niveau mee akkoord gaat.

 

Paulus benadrukt dit wanneer hij over Abrahams geloof schrijft: eerst het vertrouwen, de gehoorzaamheid, die sprong in het onbekende, dan pas het verbond in de besnijdenis; eerst het innerlijke, dan pas het uiterlijke, dan pas de bezegeling en het teken. Daarom dat het verbond voor iedereen geldt, jood én niet-jood.

Uiteraard was Paulus hier in een ernstige polemiek verwikkeld en wilde hij zijn gelijk halen, maar hij onderstreepte natuurlijk een heel belangrijk punt.

 

 

“Ik geloof... Wij geloven...”, zoals we die in de verschillende geloofsbelijdenissen door de eeuwen heen terugvinden, trachten samen te vatten, verstaanbaar maken wat de Bijbel zegt over de geloofsrelatie tussen Schepper en schepsel. Eerder dan de uitdrukking van een familiale verbondenheid, ze zijn uiteindelijk toch een verzameling van dogma’s geworden, van definities die te ondertekenen zijn, wil men tot het ‘juiste kamp’ behoren. “Ik geloof... Wij geloven...” worden dan herleid tot de ultieme test om uit te maken wie erbij hoort en wie niet.

 

We moeten hierbij in het achterhoofd houden -en jammer genoeg vergeten veel christelijke groepen dit!- dat de menselijke taal beperkt is en dat zij het goddelijke nooit in haar volledigheid, in al haar wonderbare complexiteit zal kunnen uitdrukken.

Dit is niet bedoeld om ons er gemakkelijk vanaf te maken of een zeker relativisme te promoten, dit is nu eenmaal een menselijk feit.

Die beperking is echter geen beperking voor God, dus geen paniek: we kunnen er op vertrouwen dat God die beperktheid in de menselijke taal om over God na te denken en over God te communiceren hoort en aanvaardt.

 

 

Toch ging men doorheen de kerkgeschiedenis stapsgewijs meer nadruk leggen op het juiste woord op de juiste plaats met de juiste betekenis, een bedroevende en frustrerende gewoonte die in het christendom nog steeds een zeer sterke drijfveer is, tot het beschamende toe. Het lijkt wel alsof we aan de Toren van Babel steeds meer verdiepingen gingen toevoegen. Het mag verbazen in onze moderne tijd, in deze 21e eeuw, maar veroordelingen voor ketterij en geloofsafval heeft het christendom helaas nog steeds niet volledig afgeleerd.

 

Ook dit is menselijk, zeggen we maar typisch menselijk: afgunst, angst voor de ander, maar ook de voorliefde voor exclusiviteit; ook in geloof, ook in godsdienst houden we graag alles bij het oude, behoren we graag tot die speciale groep van uitverkorenen die in alles en altijd gelijk heeft. Geen wonder dat de ongelovige medelens geloof en religie, met name de christelijke religie en haar vertegenwoordigster de christelijke Kerk, vaak letterlijk een hoop klinklare nonsens vindt, letterlijk een hoop gezwets over het eigen gelijk en het eigen belang... en het eigenbelang.

 

 

Het maakt afgodsbeelden van onszelf.

 

Abraham ondernam zijn reis in het ongekende niet voor het eigen gelijk, zelfs niet voor het eigen plezier, maar hij wist zich geroepen, hij wist zich gedragen naar een doel dat voor hem en zij stam een plaats in de wereldgeschiedenis zou betekenen, hoewel de reis zo veel meer zou gaan betekenen dan enkel de beloning in het Beloofde Land.

 

 

Zijn geschreven, gesproken en zelfs gezongen geloofsbelijdenissen dan overbodig?

 

Hoegenaamd niet, wie zich inschrijft in een voetbalclub kan ook niet plots tennis gaan spelen, er zijn nu eenmaal spelregels. We gooien meer dan 2000 jaar christelijke theologie niet zomaar overboord.

Maar de regels zijn het middel, ons gereedschap, ze mogen nooit het doel op zich worden, hoe waar en hoe dierbaar ze ook mogen zijn, hoezeer de Heilige Geest ze ook heeft geïnspireerd om het geloof samen te vatten en uit te spreken.

 

 

Net juist daarom dat geloof nooit een goed werk worden!

Net daarom dat geloof geen steriel afratelen van welbepaalde afgesproken teksten mag worden, maar het spreken van woorden die onszelf herinneren en anderen om ons heen vertellen over de diepe en oprechte bezorgdheid en betrokkenheid van God.

 

Voor sommige groepen is geloof een welbepaald moment, een tot geloof komen: men geeft het eigen leven aan Christus als persoonlijke Heer en Heiland.

Maar wat dan met het werk en de gaven van de Geest? Waar is God in dit alles, Gods bezorgdheid, Gods diepe betrokkenheid? Het lijkt dan wel dat God een bijstaander, een toeschouwer wordt. Vaak ook is er dan geen ruimte meer voor twijfel én groei. Vaak is geloof dan herleid tot een uiterlijke wedstrijd over wie het zichtbaarste en standvastigste ‘geloof’ heeft - ‘geloof’ tussen aanhalingstekens.

 

 

De Reformatie krijgt vaak het verwijt dat zij dit individualisme, dit haast egocentrisme in de geloofsbeleving heeft geïntroduceerd en heeft gestimuleerd.

Dat klopt zeker en vast tot op zekere hoogte; de Reformatie heeft zeer zeker de nadruk op de persoonlijke relatie die elk individu heeft met de Schepper gelegd, maar dat is een hemelsbreed verschil met de op-zichzelf-en-in-zichzelf-gekeerde religie dat in sommige zogenaamde kerken heden ten dage aan de man en vrouw wordt gebracht.

God op stand-by, God als God van wacht, enkel wanneer men God nodig lijkt te hebben, God als automaat, als een deus ex machina zo men wil: je stopt er geld in en goddelijke genade rolt er onderaan uit.

Dat is geen persoonlijk geloof, dat is pure commercie! Maar het past natuurlijk in de zeitgeist van onze gecommercialiseerde maatschappij.

 

 

Persoonlijk geloof is niet hetzelfde als individualistisch geloof!

 

De geloofsbeleving in gemeenschap, in de schoot van de Kerk, plaatselijk zowel als universeel, bleef evenzeer een must voor Reformatoren als Luther en Calvijn.

 

In een interview in 2013, zei de Amerikaanse, lutherse pastor Nadia Bolz-Weber hierover het volgende:

 

“Geloof is vertrouwen dat we zijn wie God zegt dat we zijn, dat God beloftes onder ons worden vervuld, ook al zien we ze niet... Ik denk niet dat geloof in voldoende mate aan individuen wordt gegeven, ik denk dat het in voldoende mate aan gemeenschappen wordt gegeven. Geloof is een ploegsport, het is geen individuele competitie... In een grote groep mensen is er voor elke regel van de geloofsbelijdenis wel iemand die het gelooft, dus je bent gedekt, want het is niet mijn geloofsbelijdenis, het de geloofsbelijdenis van de Kerk.” -einde citaat.

 

 

De Reformatie hamerde absoluut -en terecht!- op rechtvaardiging door genade alleen, door geloof alleen, omwille van Christus alleen.

Maar de Reformatie heeft nooit beweerd dat goede werken er niet toe doen; goede werken moeten altijd voortvloeien uit rechtvaardiging, uit geloof. De boom herkent men aan de vruchten.

 

God zet altijd de eerste stap naar ons toe om ons te redden, om ons te heiligen, zodat wij in dat geloof de eerst stap naar de naaste kunnen zetten, om lief te hebben, om samen medescheppers voor God te zijn.

 

Deze gedeelde gave, dit gedeelde geschenk zou als voorbeeld voor onze wereld in 2018 kunnen dienen, deze balans tussen theorie enerzijds en praktijk anderzijds. Misschien zou die balans tussen geloofsregels en geloofspraktijk wel als een voorbeeld kunnen dienen voor een wereld die constant tussen extremen lijkt heen en weer te gaan.

Zou het kunnen dat rechtvaardiging door geloof en de werken die daaruit voortvloeien als blauwdruk kunnen dienen voor een wereld die dringend moet ervaren hoe het voelt om iets gratis en voor niks geschonken te krijgen, om van daaruit iets voor anderen te doen, louter omdat je in de vrijheid die je geschonken is iets wilt delen en niet omdat je per se iets terugverwacht.

Heer en meest, en daarom juist dienaar, om Luther te parafraseren.

Zou het kunnen dat wereld iets te leren heeft van dit dienende geloof?!

 

 

“Wat Hij zegt, doe dat.”, zei Maria aan het personeel.

 

 

Vertrouwen, maar geen blind vertrouwen, neen dat heeft geen enkele zin, heeft het nooit gehad, zal het nooit hebben ook.

Blind vertrouwen heeft in de loop van de kerkgeschiedenis -en nu nog steeds!- veel te veel miserie met zich meegebracht.

 

In tegendeel, een geloof waar je je ontspannen voelt in het gezelschap van iemand die jou echt graag heeft, noemt de rooms-katholieke theoloog James Alison het.

Mogen we misschien dus stellen, geloof als de beste plaats waar een mens zijn moet, vanwaar de mens de beste mens kan zijn voor zichzelf en voor de ander?

 

 

Een vertrouwen dat een natie heeft weten geboren worden, geloof tot de rand gevuld, geloof dat rechtvaardigt en heiligt, het kleine mosterdzaadje, geloof als een genadegift...

 

 

En de liefde van God die alle verstand -én alle geloofsregels- te boven gaat, beware uw harten en geesten in Christus Jezus. Amen.