Faith musings in an exciting world

Luther, lutheranen en de Bijbel

08/26/2019 19:45

LUTHER, LUTHERANEN EN DE BIJBEL    (een kortere versie van dit artikel vindt u op debijbel.nl/blog/luther-en-de-bijbel)

 

“In dit boek vindt men de doeken en de kribbe, waarin Christus ligt, waar ook de engel de herders heen wijst. Het zijn wel simpele en geringe doeken, maar kostbaar is de schat Christus, die daar in ligt.” (Maarten Luther, Inleiding op het Oude Testament)

 

ONFEILBAAR

 

Telkens als een lutherse kerk verkondigt dat de Bijbel, het Woord van God, ‘onfeilbaar’ is, lopen koude rillingen langs mijn rug. Alarmbellen gaan rinkelen, want ‘onfeilbaar’ betekent dan meestal ‘foutloos, letterlijk te nemen, geen discussie mogelijk’.

De kans is zeer groot dat deze kerken tot de rechts-conservatieve, meestal zgn. confessionele flank behoren, waar naast een niet-kritische Bijbelinterpretatie ook de weigering van de ambtswijding van vrouwen en de uitsluiting van de homoseksuele medemens speerpunten zijn. Vaak, niet altijd.

 

Menig Facebook-bericht bloklettert:

 

THE BIBE SAYS IT, I BELIEVE IT, THAT SETTLES IT!

(De Bijbel zegt het, ik geloof het, daarmee uit!)

 

Ik walg van zulke simplistische stellingen.

 

Is dat werkelijk hoe Luther over de Heilige Schrift dacht? Is dat hoe lutheranen over de Schrift zouden moeten denken?

 

Het klopt dat de hervormer in zijn Grote catechismus schreef:

 

“...alle mensen kunnen verkeerd handelen en bedriegen, maar Gods Woord kan niet bedriegen.” (Het sacrament van de doop - onderstreping JJV)

 

De Engelstalige uitgave heeft “...God’s Word cannot err.”, Gods Woord kan niet dwalen, kan zich niet vergissen. Of dit betekent dat elk Schriftwoord hierdoor letterlijk te verklaren valt, is nog wat anders.

 

Voor Luther had de Bijbel inderdaad slechts één betekenis: de eenvoudige, vanzelfsprekende, voor zich sprekende betekenis, zoals dat in het gangbare taalidioom gebruikt werd.

Hij verwierp de traditionele Bijbelexegese van zijn tijd, waarbij de interpretatie op vier niveaus gebeurde: letterlijk, typologisch, tropologisch of moreel, anagogisch. Echter, ook bij hem bleef beeldspraak uiteindelijk figuratief bedoeld; ook Luther interpreteerde.

 

SOLA SCRIPTURA

 

In Luthers tijd werden de mensen van alles en nog wat voorgelogen over zaken die z.g. in de Bijbel zouden staan, vooral over kerkelijke instellingen en het canoniek recht. Men kon het dan ook niet zelf gaan controleren: of men kon niet lezen, al zeker geen Latijn, of men kon zich geen Bijbel veroorloven.

 

Daarenboven, verkondigde de Kerk van toen dat de Traditie op gelijke voet met de Schrift stond en enkel diezelfde Kerk (magisterium) kon beiden interpreteren. Dit is nog steeds de officiële positie van de RKK.

 

Neen, zei Luther, enkel (sola) de Bijbel kan dogma definiëren; staat het niet in de Schriften, dan kan het onmogelijk worden opgelegd. Enkel de Bijbel is de bron en autoriteit voor de geloofsleer, zij is de enige normerende norm (norma normans) die nodig is.

 

“De regel is, dat enkel Gods Woord geloofsartikelen zal vastleggen, niemand anders, zelfs geen engel.” (De Schmalkaldische artikelen, ii-15)

 

Tradities zoals liturgie, kerkelijke hiërarchie, feestdagen, kalenders, enz. zijn adiaphora, niet-essentieel voor het heil en kunnen dus veranderen en verdwijnen. De Bijbel als buffer tegen de willekeur van predikanten en kerkleiders – en dat is vandaag de dag opnieuw noodzakelijk!

 

Toch had de kerkhervormer geen eenduidige systematische doctrine inzake de Bijbel en om dan het woordje ‘onfeilbaar’ op sola Scriptura te plakken is anachronistisch en erg kortzichtig. Dan hebben we het nog niet eens over transcripties en vertalingen gehad.

 

Leidt het sola Scriptura-beginsel niet automatisch tot biblicisme en bibliolatrie, de Bijbel als afgod?

Luther zou huiveren van hoe het Woord Gods vaak boven de God van het Woord lijkt te worden verheven.

 

Zou een versoepeling van het principe naar prima Scriptura (eerst de Schrift) zoals anglicanen en methodisten dit meestal aanhouden, hiertegen weerwerk kunnen bieden?

De Bijbel als dé gesprekspartner die altijd en overal bij betrokken moet worden, maar niet noodzakelijk alleen hoeft te staan. Maar welke andere gesprekspartners zijn er dan nog: Traditie, Rede, Ervaring? Het lijkt zo nog ingewikkelder te worden.

 

JEZUS EN DE LIEFDE

 

In het bovenstaande citaat draait het bij Luther niet enkel om een specifiek Bijbelvers, nl. de opdracht om te dopen (Mt. 28:19), maar over Gods belofte van een nieuwe schepping in het sacrament. Belofte is een kernwoord in Luthers theologie.

 

Die belofte, dat Woord is het vleesgeworden Woord, Jezus Christus. Gods Woord ís Jezus en Jezus is het genadewoord dat aan ieder het eeuwig leven verkondigd, ieder rechtvaardigt, ieder bevrijdt.

 

Jezus is de lens waardoor de hele Bijbel wordt gelezen. “...al wat Christus verkondigt is apostolisch” (WaB Christum treibet) staat in de Inleiding op de brieven van Jacobus en Judas.

 

Dit betekent dat er een canon binnen de canon bestaat: niet alle Bijbelboeken zijn even doorslaggevend (wat niet wil zeggen dat ze niet belangrijk zijn).

 

Sint Augustinus (4-5e eeuw), Kerkvader én stichter van de augustijner monnikenorde waartoe Luther behoorde, hamerde er bovendien in Over de christelijke leer op dat het gebod om God, de naaste en zichzelf lief te hebben (Mc. 12:30-31) de basisregel is waardoor we letterlijke van allegorische teksten moeten onderscheiden.

Een bijbeluitleg zonder liefde is bijgevolg geen goede bijbeluitleg.

Jezus is de incarnatie van God die liefde is. Jezus is onze bijbeluitleg.

 

Met dit in het achterhoofd, blijkt de Bijbel geen kant-en-klaar draaiboek, geen historische en wetenschappelijke handleiding. Integendeel, het lezen van de Schrift, geleid door de Heilige Geest, is een proces, een leerproces, een dialoog. Luther omschreef dit met oratio-meditatio-tentatio, oftewel bidden-overdenken-worstelen met. Dat maakt van de lezer een bijbellezer, een theoloog.

 

De Heilige Schriften zijn m.a.w. geen gemakkelijkheidsoplossing!

 

WAARHEIDSGETROUW

 

Een enquête uit 2001, toonde aan dat onder de leden van de Evangelical Lutheran Church in America, het grootste lutherse kerkgenootschap in de VS, met dikwijls een voortrekkersrol in het wereldlutheranisme, 72% geloofde dat de Bijbel geïnspireerd is en slechts 22% dat zij het letterlijke Woord van God bevat.

 

Ook Luther geloofde dat elk woord in de Schrift door de Heilige Geest geïnspireerd werd en het is de Geest die elk woord duidelijk en levend maakt. Het is diezelfde Geest die in het predikambt en het uitwendige, verkondigde Woord -en enkel daar!- werkzaam is (cf. Over de geknechte wil, iv en De Schmalkaldische artikelen, iii-3).

 

Dit is de Geest van de schepping, van de incarnatie, de Geest van waarheid.

 

In zijn artikel Luther and Biblical Infallibility (Innerancy and the Church), argumenteert Robert D. Preus Luthers geloof in de waarheidsgetrouwheid (truthfulness) of onfeilbaarheid (innerancy) van de Schrift heel klaar en vanzelfsprekend is.

 

Preus maakt geen onderscheid in zijn terminologie, maar dat is niet helemaal correct; we kunnen gerust in ons debat over de Bijbel dat verschil maken. De mens bijvoorbeeld is waarlijk mens, maar zeker niet onfeilbaar.

Gods Woord kan waarheid spreken, zonder letterlijk (dode letter-lijk) genomen te moeten worden. Dan krijgt het Levenswoord meer ruimte om te ademen en het christendom wordt ontspannener. Daar wordt iedereen alleen maar beter van.