Faith musings in an exciting world

Reinheid, blijheid?

09/26/2016 13:49

14th Sunday after Trinity 2016, Horebeke

[Hebr. 13:1-8, 15-16; Lc. 17:11-19]

 

Genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van Jezus Christus, onze Heer. Amen.

 

De genezing van de tien melaatsen of leprozen is een heel bekend verhaal. Het is een verhaal van wanhoop en hoop, van genezing en erkenning, maar ook van ondankbaarheid.

De hier vernoemde huidvraat of lepra was een algemene noemer voor allerlei huidziektes en de wet van Mozes schreef voor dat mensen die aan deze aandoeningen lijdden, apart moesten leven van de meerderheid van de samenleving, waarschijnlijk om de verspreiding van de ziekte te voorkomen, maar vooral ook omdat ze als onvolmaakt en dus ritueel onrein werden beschouwd. Met andere woorden: stel dat iemand hier zou lijden aan psoriasis of ernstige acne, zou die persoon niet in de kerk mogen zitten vanmorgen. Laten we hopen dat er geen kerken zijn die zich aan die regel menen te moeten houden.

Wanneer de huid genezen was, diende de patiënt door een priester te worden onderzocht en kreeg hij of zij de officiële erkenning dat ze terug in het sociale en religieuze leven werden toegelaten.

Jezus houdt zich dus aan deze regel, meer nog, Jezus slaat twee vliegen in één klap -om het zo te zeggen- omdat de melaatsen op hun weg naar de priester genezen en ze daar hun officiële zegel van goedkeuring ontvangen. De tocht van Jezus naar de religieuze instanties en gezagsdragers maakte in die zin onderdeel uit van het genezingsproces.

 

En wanneer slechts één van de tien, een Samaritaan dan nog, terugkeert naar Jezus om deze te bedanken voor zijn genezing, lijkt Jezus een beetje geërgerd. Waar waren de andere negen?! Werden ook zij niet genezen?! En ze keren niet terug om dank en lof aan God te geven?! Hoe onbeschoft!

Immers, ze hadden allen om medelijden geroepen en hun gebeden waren verhoord."Uw geloof heeft u gered.", legde Jezus uit aan de Samaritaan.

Het geloof had hen genezen, hen hun rechtmatige plaats teruggeven in de maatschappelijke en religieuze orde die hen had verstoten en geïsoleerd. Hun terugverworven lichamelijke reinheid betekende dat ze opnieuw als volwaardig mens werden aanzien.

 

Echter, hoewel ze alle tien hun ziekte en isolement samen hadden ondergaan, scheidden hun wegen van zodra ze officieel genezen werden verklaard. Hoewel hun gedeelde lot schijnbaar etnische en godsdienste geschillen tusen Joden en Samaritanen naar de achtergrond had verdrongen, verviel men na de genezing toch opnieuw in traditionele denkpatronen. Gezondheid en reinheid verbrak hun relatie.

De Samaritaan maakte blijkbaar geen deel meer uit van de groep, dus zette hij zijn reis alleen verder en die reis bracht hem terug bij Jezus, terug naar de bron waar zijn genezing, zijn terugkeer naar reinheid, begon, zij het ditmaal zonder de inbreng van religieuze leiders.

 

Ook de Hebreeënbrief heeft het over reinheid, maar niet noodzakelijk over fysieke reinheid.

 

De brief is waarschijnlijk rond 63-64 geschreven, al dan niet door Paulus of door een vroege volgeling. De tekst zelf werd opgesteld in een literair en een heel zuiver Grieks. De verwijzingen naar reinheid in de lezing of perikope van vanmorgen onderschrijven deze literaire zuiverheid.

Het draait echter niet enkel om het materiële, maar ook om het mentale, het psychologische, over de eigen mentaliteit zelfs.

De lezers van de brief, en dus wij zelf ook, worden aangespoord tot liefde en gastvrijheid; in het vers dat verwijst naar het huwelijksbed gaat het niet enkel en alleen over huwelijkse sexuele relaties en mogelijk overspel, maar eveneens over trouw en respect voor de partner, de naaste, de ander. De brief is een aansporing tot een rechtreekse inleving en beleving van de situatie van anderen, of men die nu persoonlijk kent of niet. Het is een oproep tot tevredenheid met wat men heeft en een consequentheid in ons doen en laten en denken, net zoals Jezus consequent blijft in Zijn nabijheid tot ons allen.

 

De lezingen vanmorgen gaan dieper dan alleen maar externe properheid.

Een mooi voorbeeld van hoe we misschien deze twee teksten in wijderzijdse aanvulling kunnen beschouwen, is een andere passage in het Lucasevangelie, namelijk de gelijkenis van de Goede Samaritaan in hoofdstuk 10.

 

Ook daar lezen we hoe een nadruk op en een drang naar lichamelijke zuiverheid leidt tot een religieuze mentaliteit die een medemens in nood -uiterste nood!- doet negeren, zelfs minachten. De gewonde en beroofde reiziger is niet belangrijk genoeg bevonden om de eigen o zo noodzakelijk geachte religiositeit ook maar even en bij uitzondering opzij te willen zetten.

De priester en Leviet wilden hun rituele reiheid behouden om tempeldienst te kunnen verrichten. Maar die tempeldienst was bedoeld ten voordele van het hele Joodse volk; hoe konden ze dan een enkele persoon, waarschijnlijk een mede-Jood, zo aan zijn lot overlaten?

Diegenen van wie men steun en hulp zou verwachten, stellen zwaar teleur en dit om bepaalde drogredenen. Diegene van wie niets goeds werd verwacht, bracht in all eenvoud en oprechtheid de geboden tot leven. Kortom, liefdadigheid en onderlinge solidariteit, dat zijn de offers die God vraagt (vers 16), geen lichamelijke perfectie en ook niet een religieuze pretentie!

 

 

Wat betekent dit alles nu voor ons?

Het kan een aansporing en oproep zijn aan een ieder van ons om eens heel diep in ons hart en onze ziel te kijken, en heel eerlijk te zijn over hoe wij omgaan met onze eigen Godgegeven lichamelijkheid en spiritualiteit.

Voelen wij ons daar goed bij? Meer nog, voelen wij ons daar beter door, beter dan de naaste, beter dan de ander?!

Hoe gaan wij om met ziekte, beperkingen en genezing; hoe gaan wij er mee om bij de naaste, de ander?!

Zijn we dankbaar voor onze fysieke fitheid en stellen we deze lichamelijke en ook materiële capaciteiten ter beschikking van de naaste, van de ander? Of negeren we het toch maar liever, dikwijls uit angst dat het ons ook kan overkomen.

Hoe gaan we om met ons religieus vermogen; delen we dat of houden we het toch liever voor onszelf, omdat 'de rest' het toch niet zou verstaan of meer nog, er nog niet klaar voor is.

Mensen delen blijkbaar niet graag, omdat ze menen dat delen verlies betekent.

 

Maar dan eens zetten we ons af of tegenover onze medemens, isoleren we onszelf uit de schepping waar alles deel van uitmaakt! Net zoals de negen zich isoleerden van de tiende.

 

Onze hedendaagse maatschappij lijkt wel geobsedeerd door lichamelijke perfectie, maar Christus aan het kruis zag er allesbehalve uit als een fotomodel. En toch spreken we in de Kerk over Zijn verheerlijkte lichaam; meer nog, Zijn Kerk met alle mogelijke mensen en hun perfecties en tekortkomingen is Zijn Lichaam!

Onze maatschappij lijkt wel geobsedeerd door psychologisch evenwicht en spirituele balans, maar enkel op het eigen ik, het eigen ego, gericht.

 

En wanner we alle regels en voorschriften tot de letter naleven, maar inderdaad enkel alleen voor onszelf en omdat onze religieuze ingesteldheid meent dat we zo een streepje voorhebben op alle andere zondaars, waarvoor dienen die regels en voorschriften dan nog?! Wat baat onze vermeende en zelfopgelegde rituele reinheid en spirituele ontwikkeling ons dan nog?! Elke uiterlijke wet heeft een oorspronkelijk innerlijk streefoel en als we ons dat niet realiseren, reduceren we het doodweg tot folklore. Dan kunnen we net zo goed doorlopen naar Jericho in plaats van naar Christus terug te keren!

En het is niet dat we voor deze opdracht, deze roeping, moederziel alleen worden gelaten. Christus in Zijn genade raakt ook ons aan.

 

We maken onderdeel uit van het grote geheel, hiertoe zijn we geschapen en geroepen.

Ons als meer of anders beschouwen omwille van lichamelijke en spirituele zelfontplooiing, is arrogant en nutteloos.

Integendeel, we hebben de mogelijkheid gekregen om liefde en hoop te tonen, om ons medemens met onze medemensen te weten. Zogezegde fysieke zuiverheid en godsdienstige ontwikkeling mogen geen excuses zijn voor egocentrisme en jaloersheid.

De Schriften sporen ons aan solidair, gastvrij, vriendelijk te zijn, eerlijk en oprecht, met een dosis gezond boerenverstand en relativeringsvermogen.

Het gebed ook, heel belangrijk! Ons evangelieverhaal begon met een smeken, een gebed.

"Jezus, Meester, heb medelijden met ons!", was de vraag. "uw geloof heeft u gered.", was het antwoord.

Ook ons gebed dienen we te delen.

Voor Luther waren geloof en gebed in principe hetzelfde; ze zijn een daad van voortdurende schepping. Ook hier mogen we dus niet egoïstisch zijn, noch ondankbaar. God hoort onze alstubliefts, maar apprecieert ook onze dankuwels.

 

Maakt onze 'reinheid' tussen aanhalingstekens ons blij. Is het ten goede van anderen of enkel een hindernis voor relatie en saamhorigheid? Draagt het bij of breekt het af?

De oproep vandaag, het voorbeeld dat de Samaritaan stelde en waar de Hebreeën over lazen, is hoe we van onze reinheid een dienstbaarheid kunnen maken en dus ook een tranformerende, genezende en liefdevolle bijdrage, een offer waar God welbehagen in schept, waar God blij om is.

 

En de vrede van God, die alle verstand te boven gaat, behoude onze harten en gedachten in Christus Jezus. Amen.